Tegenover me zat mijn vriendin. We hadden elkaar een tijd niet gesproken. Bij een kop koffie en iets lekkers praatten we over allerlei luchtige zaken. Tot het gesprek even stil viel. Mijn vriendin keek naar buiten. ‘Ik had laatst een gesprek met de juf’, zei ze zacht. ‘De juf nodigde me uit, en dat vond ik wel fijn. Maar toen ik er eenmaal was, bleek dat ze Jorn storend vindt. In de kring, bij het werken en zo.’
Jorn is de vijfjarige zoon van mijn vriendin. Ik ken hem als een vrolijk, goedlachs mannetje, met blonde krullen en guitige ogen.
Het bleek dat Jorn in de klas moeite had om op zijn stoel te blijven zitten in de kring, maar ook tijdens het werken. Dat hij dan rondloopt en andere kinderen stoort. De juf had al geprobeerd om Jorn stickers te laten verdienen als hij de hele kring zou blijven zitten, maar dat was op niets uitgelopen. Het lukte Jorn gewoon niet.
Mijn vriendin zuchtte, en keek verdrietig. ‘Ik begrijp het niet’, zei ze. ‘Het is een kleuter! Een half uur op een stoel zitten is toch ook veel te lang.’ Ik voelde haar verdriet door deze opstandige woorden heen. Vooral het feit dat de juf vond dat haar zoon ‘stoorde’, had haar diep geraakt. De juf had ook nog gezegd dat Jorn op deze manier niet naar groep 3 kon, na de zomervakantie. En het was pas november! De ogen van mijn vriendin spuwden bijna vuur. En ze vroeg zich af of de leerkracht wel had gezien dat Jorn al veel wist en heel graag wilde leren lezen. En nu mocht dat misschien niet, omdat hij niet op een stoel kon blijven zitten.
‘Hoe is dat thuis?’, vroeg ik. ‘Kan hij daar wel blijven zitten, aan tafel bijvoorbeeld, bij het eten?’
Mijn vriendin keek me aan. ‘Soms, als het hem bevalt, wat we eten. Maar meestal eet hij een paar happen, gaat dan even spelen, en komt dan weer een paar happen eten.’ Haar man en zij vonden dat prima. Op die manier at hij met veel plezier, was er rust aan tafel, en konden zij samen ook nog praten. ‘Hij is het dus ook niet gewend, om langer te moeten blijven zitten’, concludeerde ik. Ze schudde haar hoofd. ‘Maar ik vind het ook helemaal niet belangrijk’, zei ze.
‘In een klas kan het wel belangrijk zijn om te blijven zitten’, probeerde ik haar uit te leggen. ‘Het is een vaardigheid die je nodig hebt om in alle rust je taak uit te voeren. Blijven zitten vraagt van je dat je de impuls om op te staan weerstaat. Als dat moeilijk voor je is, en je oefent deze vaardigheid niet, kan dit een belemmering worden bij het leren. Misschien dat de leerkracht van Jorn dat bedoelde toen ze sprak over groep 3.’
Mijn vriendin knikte langzaam. ‘En ik zou dat dus ook thuis met hem kunnen oefenen?’, vroeg ze. ‘Met aan tafel eten bijvoorbeeld.’ Ze veerde op. Ineens zag ze allerlei mogelijkheden. Samen bespraken we de mogelijkheid om Jorn in kleine stapjes deze vaardigheid aan te leren. Hoe lang kon hij nu blijven zitten? En hoe zou het hem lukken om die tijd uit te breiden? Wat was de beloning die daarbij hoorde? En wat als het een keer niet lukte?
Twee weken later belde mijn vriendin me op. Ze was thuis begonnen met het oefenen, en had er zelfs met de leerkracht over gesproken. Dezelfde kleine stapjes als thuis had de leerkracht nu in de kring toegepast. Zodat Jorn thuis en op school precies evenlang op zijn stoel diende te blijven zitten. En samen overlegden ze wanneer ze de tijd weer wat oprekten. Jorn was in dit hele proces nauw betrokken. Hij wist waar hij naar toe werkte, was zelfs in groep 3 gaan kijken, zodat hij wist waar hij de vaardigheid voor nodig had. Dat had hem heel duidelijk laten zien waarvoor hij zich inzette. En in de afgelopen twee weken lukte het Jorn steeds vaker om de afgesproken tijd te blijven zitten. Zijn concentratie in de kring was aanmerkelijk toegenomen, en de leerkracht zag ook daar steeds vaker wat Jorn allemaal wist en kon.
Blijven zitten op je stoel behoort tot één van de executieve vaardigheden, die je nodig hebt om een taak effectief uit te voeren. Iedereen maakt gebruik van deze vaardigheden, ook volwassenen. Natuurlijk heeft iedereen sterke en minder sterke vaardigheden. Maar sommige vaardigheden werken belemmerend voor andere vaardigheden. Weerstand kunnen bieden aan je impulsen, is er zo één. Gelukkig kun je deze vaardigheden oefenen, en daarmee je minder sterke verstevigen. Voor ouders en leerkrachten is het daarom van groot belang inzicht te hebben in deze vaardigheden, en op welke manier je ze vervolgens kunt verstevigen. Bij kleuters, pubers, of bij jezelf.
Monique Jonkers