In hoeverre kunnen kinderen op school daadwerkelijk zijn wie ze zijn? Wanneer zijn onze goedbedoelde interventies helemaal niet nodig en werken ze misschien zelfs averechts? Het antwoord op die vragen is niet altijd makkelijk te geven.
Moana was een lang, donkerharig meisje met een frêle uiterlijk. Ik leerde haar kennen toen ze in groep 7 zat. In de klas was ze met allerlei zaken bezig, behalve met haar werk. Ze schudde haar lange haren naar achter, kamde er doorheen met haar vingers, inspecteerde haar wenkbrauwen in een klein spiegeltje en wreef haar ellenbogen in met crème. De andere kinderen in de groep leken het niet op te merken. Ook stond Moana regelmatig op en verdween dan naar de gang. Als de leerkracht na 5 minuten ook naar de gang ging om te kijken waar ze was, werkten de andere kinderen rustig door. Wel hadden sommigen even oogcontact met elkaar. Keek ik in de schriften van Moana, dan zag je veel witte bladzijden, sommige schriften waren zelfs helemaal leeg.
Moana zat toen nog niet lang op deze school. Zij was net met haar moeder verhuisd van de andere kant van het land. Uit de overdracht van haar vorige school bleek dat Moana ook daar weinig uitvoerde. Het enige wat zij deed, waren de toetsen. En de resultaten hiervan waren zonder uitzondering uitstekend. Verschillende pogingen van de andere school om het gesprek met Moana aan te gaan, waren op niets uitgelopen. Moana zei niets. Moeder herkende dit van thuis, vertelde ze zowel mij als de leerkracht, met wie ze een goed contact had. Moana zei alleen het hoognodige. Wel kookte zij op de dagen dat moeder laat van haar werk kwam, hielp zij in het huishouden, en zorgde ervoor dat haar eigen kamer altijd netjes was. En hoewel zij weinig met elkaar spraken, zaten moeder en dochter elke avond samen op de bank tegen elkaar aan televisie te kijken.
Wat doe je als school in zo’n situatie? Het meisje leek niet ongelukkig, behaalde prima resultaten en vertoonde geen storend gedrag. Anderzijds maakte zij haar werk niet, sprak ze bijna niet, en leek ze weinig aansluiting te hebben bij de klasgenootjes. De leerkracht probeerde op allerlei manieren contact te krijgen met Moana: via gesprekjes en korte briefjes, door aan te sluiten bij haar interesses en door haar bijzondere en verantwoordelijke taken te geven. Alles werd geprobeerd, maar Moana veranderde haar gedrag niet. Uiteindelijk ging ze met prima resultaten naar het gymnasium.
Onlangs viel mijn oog op een interview in de krant. De foto bij het interview deed me meteen terugdenken aan Moana. Nieuwsgierig las ik het artikel. Het beeld dat daar uit tevoorschijn kwam, was dat van iemand die altijd al had geweten wat haar pad was. Die haar gang ging, onverstoorbaar, gelukkig in zichzelf, gericht op die dingen die haar iets brachten. Niets meer en niets minder. Had zij van deze levensinstelling last gehad in haar leven? Nee. Zij was zichzelf, altijd geweest. Waarom? Geen idee. Precies hetzelfde gevoel als destijds bij Moana overviel me. In hoeverre kunnen kinderen op school zijn wie zij werkelijk zijn? En, belangrijker nog, in hoeverre respecteren wij het als zij werkelijk zichzelf zijn? Uiteraard is het belangrijk om soms bij te sturen. Maar waar, wanneer en hoe precies zijn vragen waarop ik tot op de dag van vandaag het antwoord niet altijd weet.
Of het artikel werkelijk over ‘mijn’ Moana ging, weet ik niet. Ik hoop echter met heel mijn hart dat zij nog steeds is wie zij is, en al die jaren bij zichzelf heeft kunnen blijven.
Monique Jonkers
juni 2015