‘Leg die blokjes even neer’, Jorns moeder legt haar hand op de handen van haar zoon. Terwijl ik tijdens een kennismakingsgesprek vertel over wat mijn begeleiding inhoudt, speelt Jorn (11 jaar) met de blokjes van het spel dat we zojuist speelden. Zijn moeder stoort zich daaraan. Vindt zij misschien dat het ongeïnteresseerd staat, als je elkaar niet aankijkt? ‘Kun je misschien beter luisteren, als je tegelijkertijd iets in je handen hebt?’, vraag ik Jorn. Nu kijkt hij me aan. Uit zijn ogen straalt de verrassing. Want dat is precies zoals hij het ervaart: dat hij zich beter kan concentreren op wat er gezegd wordt, als hij tegelijkertijd bezig is.
Dit is iets wat ik vaker zie bij kinderen. Zij blijken prima in staat om twee dingen tegelijk te doen. En soms zelfs dus nog beter dan wanneer zij slechts één ding mogen doen. In een klas wordt vaak van leerlingen gevraagd om tijdens de instructie alle spullen neer te leggen en er vanaf te blijven. Mocht een leerling toch nog zitten te friemelen, dan wordt hij daar onmiddellijk op aangesproken.
Het droedelen of friemelen zorgt ervoor dat de concentratie wordt gericht. Het kind kan focus aanbrengen. Sommige kinderen horen en zien alles wat er in een klas gebeurt. Alle antennes staan open. Om te kunnen focussen, hebben zij een strategie bedacht, die zorgt dat de aandacht bij de leerkracht is. Niet bij de vlieg in het lokaal, de vuilnisman buiten, de kleuters die buiten spelen, of bij de leerkracht die in de gang loopt.
Als het deze leerlingen wordt verboden om te friemelen, worden zij onrustig. Kunnen zij de aandacht niet bij het verhaal van de leerkracht houden, maar gaan zij ook bewegen, opstaan, praten, of zich bezighouden met hun klasgenoten. Dit wordt niet alleen storend gevonden door de leerkracht, maar ook door de klasgenoten. Die gaan het kind zeggen stil te zijn, boze blikken toewerpen, of anderszins vermanen. In sociaal opzicht kan dit grote gevolgen hebben.
Uit een onderzoek van Applied Cognitive Studies[1] blijkt ook dat mensen die droedelen (betekenisloze tekeningetjes maken) terwijl ze luisteren naar een presentatie, bijna 30% meer onthouden dan mensen die aandachtig luisteren naar wat er verteld wordt. Dat komt omdat elk stukje informatie in onze hersenen op een bepaalde manier verbonden is met een ander stukje informatie. Hierdoor kunnen we verbindingen maken tussen twee dingen die eigenlijk niets met elkaar te maken hebben.
Als Jorn bij mij is, zorg ik dat er altijd iets op tafel ligt, waarmee hij kan ‘spelen’. Een tangle (die daar speciaal voor gemaakt is), een pen, een puzzelstukje, een steentje. Het enige wat ik van hem vraag, is dat hij er geen geluid mee maakt. Dit lukt hem prima.
Jorn komt bij mij omdat hij meteen aan een opdracht begint, zonder eerst te kijken wat er precies van hem gevraagd wordt. Door hem iets in zijn handen te geven, neemt hij nu de tijd om eerst rustig te lezen en dan pas te beginnen. Het friemelen helpt hem zijn gedachten te ordenen, en zijn taakaanpak vooraf te bepalen. Jorn heeft het geluk dat zijn leerkracht ervoor open staat dit ook op school uit te proberen. Zij toont lef om haar eigen regels opzij te zetten voor Jorn en zijn welzijn. Hierdoor stijgen nu zijn resultaten, en zit hij beter in zijn vel.
[1] https://www.tumult.nl/hoe-tekenen-leerlingen-kan-helpen-om-toetsen-te-halen/