Filosoferen is meer dan alleen maar leuk. Door te filosoferen scherpen kinderen hun geest, leren ze hun mening te vormen en die van anderen te respecteren. En dat is goed voor hun sociale identiteit.
‘Het begin der wijsbegeerte is verwondering’, wist de Griekse wijsgeer Plato. En inmiddels weten we (volgens wetenschappelijk onderzoek) dat wijsbegeerte van toegevoegde waarde is in de opvoeding. Het denken van de kinderen wordt onafhankelijker en rationeler en zo draagt filosoferen positief bij aan hun eigenwaarde (Bartels 2013). Volgens Bartels ervaren kinderen tijdens filosofielessen dat verschillen positief zijn, en dat je meningsverschillen kunt overbruggen. Ze oefenen zichzelf in het kunnen en willen omgaan met verschillen.
Hoogbegaafde kinderen ervaren verschillen tussen mensen elke dag aan den lijve. Vaak niet in positieve zin. Als zij om zich heen kijken, zien ze dat leeftijdgenoten anders in het leven staan dan zijzelf. Ze hebben andere interesses, een andere manier van denken, andere humor, en een andere manier van omgaan met vrienden en vriendschappen. Soms heeft dat tot gevolg dat zij zichzelf als ‘anders’ gaan zien. Iedereen om hen heen lijkt immers hetzelfde te doen en denken, alleen zij zelf niet. ‘Het zal dus wel aan mij liggen’, is een reactie die vaak voorkomt. Met alle gevolgen van dien. Aanpassing, lastig gedrag of onderpresteren zijn voorbeelden van zulke (negatieve) gevolgen.
Tijdens filosofielessen mag je zeggen en denken wat je wilt. Diep nadenken en praten over vragen waarop soms geen antwoord mogelijk lijkt. Dan kom je erachter wat jouw eigen mening is. En daarna wordt het pas echt leuk. Want dan vraagt de filosoof: ‘Waarom?’ Het gevolg is dat je misschien begint te twijfelen. Juist dan ben je goed bezig. Kritisch denken, luisteren naar de ander, het vormen van je eigen mening met onderbouwing; allemaal onderdelen van de filosofielessen.
Filosofielessen kunnen gaan over van alles en nog wat: taal, eigendom, meningen, vriendschap, identiteit en nog veel meer. Onderwerpen die (hoog)begaafde kinderen vaak aanspreken. Omdat het gaat om abstracte begrippen, om buiten de gebaande paden te kunnen denken, en omdat het soms onderwerpen betreft waar zij mee worstelen.
‘Wat is vriendschap?’, is bijvoorbeeld een vraag die aan de orde kan komen tijdens de lessen. Juist (hoog)begaafde kinderen ervaren vaak dat zij op een andere manier denken over vriendschap dan leeftijdgenoten. Het lastige hieraan is dat kinderen juist in relaties met andere kinderen een sociale identiteit ontwikkelen. De sociale identiteit is het beeld dat het kind van zichzelf heeft van de betekenis die het heeft voor andere mensen. Dat is dus wezenlijk iets anders dan het zelfbeeld van een kind. Om een sociale identiteit te ontwikkelen moet het kind voldoende mogelijkheden hebben voor sociale interactie met ontwikkelingsgelijken.
Voor (hoog)begaafde kinderen zijn ontwikkelingsgelijken meestal niet de leeftijdgenoten of klasgenoten. Dat betekent dat deze kinderen op zoek moeten gaan naar een omgeving waarin zij ontwikkelingsgelijken treffen. Reden voor Bureau Flore om een plusklas (het Hb-Atelier) op te zetten, waar (hoog)begaafde kinderen in een leuke en leerzame omgeving ontwikkelingsgelijken treffen. Filosoferen behoort tot een van de vaste onderdelen van het HB-Atelier. Zodat de kinderen leren een eigen mening te ontwikkelen, die recht doet aan hun persoonlijkheid. In een omgeving waarin zij gezien worden en gehoord, en waarin de diversiteit van meningen en persoonlijkheden leidt tot verwondering. Verwondering over zichzelf, de ander, en het samenzijn.
Monique Jonkers
oktober 2014